Het subtiele verzet van een wildplassend wijf
In haar scherpzinnige essay onderzoekt Nona De Dier de sociale dynamiek rondom een ogenschijnlijk alledaagse gebeurtenis: wildplassen. Wat begint als een onschuldig tafereel tijdens Erembodegem Kermis, onthult de dieper liggende frustraties en ongelijkheden die vrouwen ondervinden in hun vrijheid en sociale acceptatie.
Sommige katers zijn zo erg dat ze er een mens al eens toe durven aansporen op een vrijdagavond naar zijn geboorteplek terug te keren. Terwijl ik hoop dat mijn lijf het laatste vergif dat nog in me zit zo snel mogelijk afbreekt, wandel ik vanaf het station de berg af, op weg naar mijn ouderlijk huis. Het is eind juni en traditiegetrouw vindt in ons dorp dan Erembodegem Kermis plaats. Het betreft wel degelijk Kermis met een grote K – niemand kan ontkennen dat het hier om een periode van hoogdagen gaat. Vooral de festiviteiten op de laatste avond trekken een massa volk aan waar kinderen nog een laatste ritje op de paardenmolen maken terwijl hun ouders zich tegoed doen aan een laatste drinkgelag. Een lasershow, die niet de pretentie heeft van te doen alsof hij volgende keer ook maar lichtjes anders zal verlopen, kondigt telkens het nakende einde van de editie aan.
Wanneer ik na de vermoeiende wandeling door mijn ietwat grauwe dorp thuiskom, beslis ik dat ik eigenlijk ook wel zin heb om vanavond een kijkje te gaan nemen op het bacchanaal in kwestie. Ik overtuig mijn buurjongen me te vergezellen en niet veel later staan we te midden van de meute onze ogen uit te kijken. Mijn kwetsbare lichamelijke toestand – ik ben op dit moment nog altijd het slachtoffer van mijn gebrek aan impulscontrole van de avond voordien – dwingt me er echter snel toe rustigere oorden op te zoeken. Net uit de drukte zetten we ons op een bankje dat uitkijkt op een vuile rivier, de Dender, met daarachter een fietspad, een zogenaamd jaagpad. Het duurt niet lang voor we op klaarlichte dag – het is nog geen negen uur ’s avonds – getuige zijn van een tafereel dat qua gedenkwaardigheid zéker niet moet onderdoen voor de lasershow.
“We hebben geen andere keuze dan te aanschouwen hoe de man zich in vol ornaat aan ons toont. Geluk heeft hij, dat we het op hoogdagen als deze niet zo nauw nemen met de wetten op openbare zedenschennis.”
Het begint met een dronken man, die ongegeneerd aan de overkant van het water zijn gulp opent en met zijn rug naar ons toe in de achtertuin van een ongelukkige buurtbewoner begint te plassen. Op dit moment is het nog grappig – de eerste soldaat is gevallen – maar nog voor de lasershow afgelopen is, strompelt soldaat nummer twee al aan. De derde volgt snel, en dit keer krijgen mijn buurjongen en ik ook wat variatie te zien: deze dronkaard pist gewoon frontaal de rivier in (hij mikt toch in die richting). We hebben geen andere keuze dan te aanschouwen hoe de man zich in vol ornaat aan ons toont. Geluk heeft hij, dat we het op hoogdagen als deze niet zo nauw nemen met de wetten op openbare zedenschennis. Ik lach, maar in feite voel ik me een beetje geplaagd. Zelf zou ik niet moeten proberen van daar als jonge vrouw zo ostentatief mijn patatten af te gieten, denk ik, en daar word ik – jawel – een beetje pissig van.
Een niet-zo-freudiaanse frustratie
Beste lezer, ik hoor het u al denken: heeft dat mens het nu helemáál in haar kop gekregen? Het staat vrouwen toch ook vrij hun behoefte in de bosjes te doen? Na een korte denkoefening blijkt het antwoord echter wat genuanceerder te liggen: wildplassen is voor een vrouw evenzeer verboden, maar véél minder evident. Maakt u zich geen zorgen: ik zal hier mijn beklag niet doen over het feit dat ik zelf niet over een orgaan beschik dat zich tot het misdrijf in kwestie leent (ik denk dat Freud daar toch de bal missloeg). Het is niet de biologie die aan mijn frustratie ten grondslag ligt; het gaat eerder om een knelpunt in onze socialisatie.
“Mensen die worden opgevoed met het idee dat hun onbedekte schouders de jongens op school te veel afleiden, staan heus niet te springen om het halve dorp hun blote kont te tonen.”
Vooreerst is het zo dat, als een vrouw tijdens Erembodegem Kermis had besloten aan de rand van de rivier te gaan wateren, dat voor haar vast een veel minder prettige ervaring was geweest dan voor de mannen uit mijn verhaal. Mensen die worden opgevoed met het idee dat hun onbedekte schouders de jongens op school te veel afleiden, staan heus niet te springen om het halve dorp hun blote kont te tonen. Overigens zou een wildplassende dame wellicht een aantal seksistische, boertige opmerkingen van haar mannelijke medewildplassers, of omstaanders kunnen verwachten – vrouwen worden wel voor minder geseksualiseerd.[1]
Daarnaast zijn de maatschappelijke consequenties anders. De drie soldaten op Erembodegem Kermis moeten zich buiten de kater van de dag erna eigenlijk enkel zorgen maken om een potentiële GAS-boete, die in de context van de evenementen waarschijnlijk zelfs niet zal worden opgelegd. De meute zal hoogstens eens om de drie personages lachen, maar een echte schandvlek is het niet. Over de maatschappelijke perceptie van illegaal wateren zijn weinig statistieken beschikbaar, maar dat een wildplassende vrouw anders bekeken wordt dan haar mannelijke equivalent, kan moeilijk betwijfeld worden.
Omdat het grootste deel van de wildplassers nu eenmaal man is, doorbreekt een vrouw die hetzelfde doet een norm; ze is een afwijkend projectiel, een vreemde eend in de bijt. Ze houdt zich ook niet aan de door de maatschappij opgelegde zeden, bedekt zich niet wanneer dat hoort. Het contrast tussen mannen en vrouwen wordt nog scherper als we in dit gedachte-experiment moeders en vaders introduceren. “Uw pa staat daar bezopen in een haag te pissen”, klinkt eigenlijk nog grappig. “Uw moeder is daar dronken langs de Dender aan het zeiken”, heeft een marginale, bijna tragische bijklank. Bepaald gedrag pikken we nu eenmaal makkelijker van mannen dan van vrouwen.
De strijd om mijn eigen kleine vrijheid
In het openbaar urineren blijkt overigens niet de enige vrijheid die de maatschappij mij ontnomen heeft. Boeren laten, fluimen op de grond, woorden als “fluimen” gebruiken: het zijn veelal de kleine uitingen van onbeleefdheid die van nette meisjes net iets minder worden getolereerd. Uiteraard is het juist dat aspect dat me aantrekt: laat ik het vooral wel doen als het niet mag – een teken van protest tegen het patriarchale juk waarmee de samenleving mij al sinds mijn geboorte moet belasten. Weer is de zaak echter complexer dan ze lijkt; een lastig dilemma dringt zich op.
“Als ik morgen besluit om van dronken wildplassen een gewoonte te maken, zal die daad niet zonder politieke consequenties blijven. Ik besluit daarmee namelijk een uiterst mannelijke gedraging over te nemen en dat is problematisch.”
Het reclaimen van kleine vrijheden gebeurt namelijk niet zonder risico, zelfs als men de stigmatisering die ermee gepaard kan gaan buiten beschouwing laat. Als ik morgen besluit om van dronken wildplassen een gewoonte te maken, zal die daad niet zonder politieke consequenties blijven. Ik besluit daarmee namelijk een uiterst mannelijke gedraging over te nemen en dat is problematisch. Het is immers wéér de standaard van de ander die gidst hoe ik me als vrouw gedraag. Ik conformeer me aan de regels en gebruiken van mannen, en laat dat nu net zijn wat ik niet wil. Daarnaast kan men zichzelf de vraag stellen in welke mate het wenselijk is om bepaalde boertigheden nog verder te gaan promoten. Ontelbare keren heb ik zelf in het verleden gevloekt dat ik iemands vieze wildplassende penis helemaal niet hoefde te zien – waarom zou ik nu zelf plotseling gaan bijdragen aan de verspreiding van het fenomeen? Zelf de boerin gaan uithangen, blijkt dus geen ideale oplossing.
De andere optie is zo mogelijk nog minder wenselijk. Ik aanvaard de maatschappelijke norm en alles blijft zoals het is. Ik schuif een half uur aan bij de wc’s en mis het hoogtepunt van de lasershow. Bij het zien van een wildplassende dronkaard kan ik op het dorpsplein wel de opmerking geven dat we zulke gedragingen bij vrouwen niet tolereren, maar dat zal me hoogstens het etiket van zuurpruim opleveren; op Erembodegem Kermis komt men slechts zelden tot nieuwe inzichten, dus ik zwijg. Ik zal de dronken fout weglachen, en mijn woorden inslikken en doorspoelen met een volgende pint. Ik ben netjes en beleefd, en de heilige sfeer van ons heilige feest blijft ongedeerd.
Noch de eerste noch de tweede optie is bevredigend. Ik kan me proberen te conformeren naar een mannelijke standaard die niet wenselijk is, of niets doen en de situatie laten zoals ze is. Het is een niet te winnen strijd, een oneindige patstelling die niet kan worden doorbroken. Ik ben een feminist met de handen in het haar. Zijn de vrijheden van de boertigheid dan werkelijk voorbestemd om tot het einde der tijden een geheim tussen mannen te blijven?
Een heldin op zich
Het grote probleem met iets banaals als mijn wildplasdilemma is dat de oplossing zich niet op een even banaal niveau bevindt. Het gebrek aan maatschappelijke tolerantie voor bepaalde handelingen als ze door vrouwen worden gesteld is een symptoom van een veel breder verspreid fenomeen, dat zich tot in het diepste van onze eigen denkstructuren heeft genesteld. Geen enkel beleid – dat overigens ook zelf slechts een uitdrukking van bepaalde waarden uitmaakt – zal aan die denkpatronen raken.
Net daarom is de wildplassende vrouw voor mij een heldin op zich. Ze stelt misschien geen daad van activisme die ons voor eeuwig van het patriarchaat bevrijdt, maar dat ze iets doet dat niet onbesproken zal blijven, iets dat ons aan het denken zet, staat buiten kijf. Eigenlijk is ze een soort martelares: ze verzet zich tegen een fout in het systeem en betaalt daar zelf de prijs voor. Als mijn mededorpsbewoners mijn martelares tijdens de volgende editie van Erembodegem Kermis aan de oever van de Dender treffen, zullen ze wellicht bij zichzelf denken dat ze zich zou moeten schamen. Maar misschien vraagt iemand zich ook af: 'Waarom vind ik het eigenlijk zo vreemd dat het een vrouw is die daar staat te plassen?’ En zo komt de discussie op gang. Soms is de vraag belangrijker dan het antwoord en zo begint de echte verandering.
[1] Als u bij het lezen van deze laatste zin vindt dat ik niet boos moet zijn wanneer een vrouw ongewild geseksualiseerd wordt als ze halfnaakt aan een rivier staat te plassen, nodig ik u uit een extra denkoefening te maken en te reflecteren over de intenties van de mannen uit mijn verhaal. Trachtten zij door wildplassen ook de kans op een scharrel te verhogen? Wellicht niet: wildplassen blijkt geen ideale techniek voor het op gang brengen van een amoureus avontuur – een persoon die wildplast wil meestal op generlei wijze geseksualiseerd worden.
Nona De Dier is jurist van opleiding en studeert momenteel taal- en letterkunde (Duits/Zweeds) aan de UGent. Ze was tevens voorzitter van de Gentse Jongsocialisten. Het liefst schrijft ze over de link tussen cultuur en politiek.