Column / Schrijven als revolte

Jasmine Latka - ‘Juicy and Sour’, Analogue Collage

In haar reeks columns verkent Anne Ballon de taal als voertuig van verlangen en erotiek, telkens door het perspectief van een andere feministische denker, zoals Hélène Cixous, Luce Irigaray, Kathy Acker, Gloria Anzaldúa en Audre Lorde. Met elke column moedigt ze ons aan om ons weg te bewegen van machtige taalstructuren, en op zoek te gaan naar een stem en een taal die ons bevrijdt in plaats van onderdrukt — een taal die niet langer gevangen zit in schaamte, maar leidt naar zelfexpressie en vrijheid.

Onlangs had ik een droom over een doorschijnende plek. Alles is in een vaal, transparant wit gehuld. Terwijl ik mijn hand door een transparante boomstam steek, word ik aangesproken door een pezige, mooie, oudere vrouw: een schrijfster. Ze kijkt me aan en geeft me een dieprode appel waar ik van moet bijten. De appel is sappig maar heel erg zuur. Terwijl ik de appel met lange tanden opeet, kijkt de schrijfster me aan en neemt ze mijn hand. Ze zegt me dat ik het verkeerd doe: schrijven. Daarna grijnst ze, steekt ze haar middelvinger op naar de wereld en verdwijnt zo plots als ze kwam. 

“Vanaf de jaren negentig heeft het poststructuralistische denken, zoals ontwikkeld door feministische denkers als Hélène Cixous, Luce Irigaray en Julia Kristeva, een enorme invloed gehad op de linguïstiek en psychoanalyse.”

De vrouw waarover ik droomde, heet Hélène Cixous: een Franse schrijfster, filosoof en feministisch theoreticus wiens werk ik de afgelopen maanden obsessief heb geëxploreerd. Vanaf de jaren negentig heeft het poststructuralistische denken, zoals ontwikkeld door feministische denkers als Hélène Cixous, Luce Irigaray en Julia Kristeva, een enorme invloed gehad op de linguïstiek en psychoanalyse. Vertrekkend van de ‘deconstructie’ van de Franse filosoof Jacques Derrida trachten zij het idee van een absolute, talige waarheid te verwerpen en de ambiguïteit van verlangen, het lichaam en seksuele ervaringen, maar ook van de taal te omarmen. 

In het poëtische, baanbrekende en oneindig geciteerde essay Le Rire de la Méduse (1975) pleit Cixous voor een écriture féminine: ‘les femmes doivent écrire leurs corps’, een organische en vormelijk niet te definiëren manier van schrijven waarin vrouwen hun lichaam en eigen stem centraal stellen binnen het schrijfproces en zich zo trachten af te zetten tegen patriarchale taalstructuren zoals rationaliteit, lineariteit en controle. Ze pleit voor een schrijven dat ze zelf als ‘vloeiend’, ‘open’, ‘fluïde’, 'lichamelijk’ beschrijft, maar verder niet echt te definiëren valt. Het is dan ook moeilijk, zij het niet onmogelijk, te theoretiseren wat Cixous net bedoelt - wat natuurlijk naadloos aansluit bij haar intenties -, maar als je Cixous haar teksten leest, voel je een soort intense liefde voor de taal an sich. 

Ik wilde me al langer van mijn angsten en stemmen ontdoen toen ik Cixous ontdekte. Want het is moeilijk om te schrijven. Het is moeilijk om die stem los te laten die me vraagt: wat schrijf je juist? In welke structuur zit het? Wat is de orde, de volgorde? En als je deze regels tracht los te laten, waar kom je dan uit? Wat is je eindproduct? Ik eindig deze vragen natuurlijk bewust met het woord ‘eindproduct’, want er moet altijd geproduceerd worden binnen het kapitalisme. En ja, als ik niets produceer, als ik geen digitaal document heb dat als ‘af’ aanvoelt, raak ik totaal het noorden kwijt.

“De meeste teksten, ook wanneer ze geschreven worden door niet-mannen, blijven een erfenis van een patriarchale, witte en koloniale geschiedenis.

Dus hoe creëer ik mijn eigen (vrouwelijke) taal binnen de traditionele, binaire, mannelijke taal? Hoe kan ‘af’ ook iets anders betekenen dan wat het nu betekent? Hier in het westen is schrijven nog steeds ingebed in het patriarchaat. De meeste teksten, ook wanneer ze geschreven worden door niet-mannen, blijven een erfenis van een patriarchale, witte en koloniale geschiedenis. Ook ik ben nu, tijdens het schrijven van deze tekst, aan regels aan het denken: inleiding, opbouw, alinea’s. Ik zorg ervoor dat de lezer mijn gedachtegang kan volgen. Waag ik me aan een mannelijke praktijk tot er een lineair ‘goed’ te volgen stuk overblijft: begin, midden, einde? Waarom is een lineaire structuur goed? Waarom moet men mijn associaties kunnen volgen? 

Zijn we in staat anders te schrijven dan volgens deze regels? De mens heeft gemiddeld zestig- tot tachtigduizend gedachten per dag: omgerekend zijn dat er vijftig per minuut. Ons brein associeert waanzinnig snel en onze gedachtegang is fragmentarisch. Waarom schrijven we vaak dan juist helemaal niet zoals we denken? Het dominante Westerse narratief heeft zich zo in mijn vlees gedrongen dat ik vaker niet dan wel weet hoe ik die fragmenten, die gedachtestromen, echt tot leven kan laten komen. 

In mij leeft een diep verlangen om de taal te bevrijden van beperkingen en opnieuw te definiëren, een diep verlangen naar een andere manier van schrijven: als een cyclus, bewegen, ademen, een polsslag. Cixous haar teksten zijn vaak ritmisch, associatief en fragmentarisch. Ze breekt zinnen af, net zoals gedachten ook vaak niet worden afgemaakt. Haar teksten gaan niet van A naar B maar zijn collages van herinneringen, beelden en emoties en overstijgen de genres, waardoor je als lezer een actieve rol aanneemt en de betekenissen van de teksten zelf destilleert. 

Cixous wijdde veel van haar teksten en tijd aan andere schrijfsters die zich volgens haar dit ongedefinieerde schrijven eigen maakten, en had veel bewondering voor onder andere Marguerite Duras en de Braziliaanse Clarice Lispector, die voor haar een soort professionele zielsverwant was. Cixous opent haar essay Clarice Lispector: The Approach met de volgende woorden: ‘This woman, our contemporary, Brazilian (born in Ukraine, of Jewish origin), gives us not books but living saved from books, from narratives, repressive construction.'

“Schrijven is iets doen, een daad. Het heeft geen doel. Dit idee zou mijn schrijven moeten bevrijden, en soms bevind ik me effectief in een soort schrijfmeditatie waarin mijn schrijfpraktijk de krampachtige taal- en tekstregels lijkt te overstijgen.”

Cixous opteert voor een schrijfpraktijk die ‘nooit arriveert': een tekst hoeft geen aankomst, geen horizon te bereiken. Schrijven is iets doen, een daad. Het heeft geen doel. Dit idee zou mijn schrijven moeten bevrijden, en soms bevind ik me effectief in een soort schrijfmeditatie waarin mijn schrijfpraktijk de krampachtige taal- en tekstregels lijkt te overstijgen.

Toch blijft schrijven volgens deze stroom eerder een streven naar, een droomidee waarin alles doorschijnend kan zijn en dus zijn vaste betekenis verliest. Want in de echte materiële wereld moet ik gewoon deze column afwerken, en wil ik dat jij (de lezer) die net zoals mij (de schrijver) in een wereld woont gedomineerd door patriarchale en koloniale structuren, deze column begrijpt. Ik zal desondanks niet stoppen met het streven naar de taal om de taal, naar een schrijven dat niet enkel mentaal ontstaat, maar dat ik ook met mijn lichaam kan verbinden. 


Anne Ballon (zij/haar) woont in Brussel, filmt, schrijft en leest. Ze werkt rond seks, en onderzoekt de spanningen tussen verlangen, consent, trauma en heteronormativiteit. Anne is deel van het schrijvers- en kunstenaarscollectief Hyster-X


Jasmine Latka (she/her) is a visual artist and designer based in Leeds, UK. Her collage and text-based works reclaim space for femininity and pleasure within contemporary culture. An alumna of the British Film Institute Academy, Jasmine brings a cinematic sensibility to crafting intimate narratives. (Website)

Vorige
Vorige

Eating the World, Not Myself

Volgende
Volgende

Column / Schrijven als revolte